In dit land is één op de twee mensen te dik (48%) en meer dan één op 10 (14%) heeft obesitas (medische aandoening waarbij zich zoveel lichaamsvet heeft opgehoopt dat dit een negatief effect kan hebben op de gezondheid, nvdr.). Aantallen die jaar na jaar toenemen en ons nu al 1 miljard per jaar extra kosten, bovenop de 'gewone' gezondheidskosten, en exclusief de indirecte meerkosten zoals bijvoorbeeld ziekteverzuim. Er bestaat geen twijfel dat met preventie en behandeling van overgewicht en obesitas aanzienlijk bespaard kan worden en tegelijkertijd een aanzienlijke levenskwaliteit bij de bevolking kan gewonnen worden.
Waarom gebeurt dat dan niet? Simpel. De budgetten zitten bij federaal minister voor Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) - die ongeveer 26 miljard tot haar beschikking heeft. De deelstaatministers, voor ons in Vlaanderen minister Vandeurzen (CD&V), moeten het met een derde van dat bedrag stellen, waarvan ze voor de helft van dat bedrag louter als 'doorgeefluik' dient.
Die deelstaatministers zijn bevoegd voor preventieve gezondheidszorg. Maar zelfs àls de deelstaatministers met hun beperkte budgetten de moedige beslissing nemen om te investeren in gezonde voeding en beweging, dan nog profiteren zij daar niet zelf van, maar bevoordeelt het wel de federale portefeuille, want die zal minder ziektekosten moeten dragen. Mijn vraag aan de federale minister om budgetten vrij te maken voor preventie werd weggelachen. Tja, weinig ministers kijken verder dan een legislatuur lang is. En een bevolking gezond krijgen en houden, dat vraagt nu eenmaal een kijk op langere termijn.
Een gouden maatregel waardoor de bevolking collectief vermagert en aan het sporten gaat, bestaat spijtig genoeg niet. Het vraagt een doordachte aanpak op verschillende fronten: onderwijs, stedenbouw, noem maar op. Het zou dus veel beter zijn dat één minister op één niveau die bevoegdheid in handen heeft en een beleid kan uitstippelen mét de collega's op hetzelfde politieke niveau: het deelstaatniveau. Dit is immers, vanwege de culturele verschillen, het meest aangewezen om de bevoegdheid van gezondheidszorg integraal op te nemen. Om bij het voorbeeld van obesitas te blijven, zien we dat er bijvoorbeeld beneden de taalgrens meer obese jongeren zijn. Dat vraagt een gerichte aanpak, in de eigen taal en aangepast aan de cultuur van de deelstaat in kwestie.
Maar wat zien we vandaag? Een paraplupolitiek waarbij de versnippering van bevoegdheden vooral gebruikt wordt om naar elkaar te wijzen, en nog meer om zelf weinig te ondernemen. Minister De Block vindt dat minister Crevits (CD&V) de frisdrankautomaten op school moet verbieden, terwijl er op Vlaams niveau stemmen opgingen voor een federale vet- of suikertaks. Het overleg tussen de ministers federaal en op deelstaatniveau brengt geen zoden aan de dijk.
Dus gaat vandaar ieder op zijn eigen niveau maar verder met de dagelijkse navelstaarderij. Minister De Block blijft enkel inzetten op een curatief beleid; waardoor mensen alleen geholpen worden als de problematiek ontspoort en ze zo dik zijn geworden dat enkel nog een operatie soelaas lijkt te bieden. Dat leidt niet alleen tot een maatschappelijk onverantwoord hoge kost, maar is ook op persoonlijk vlak een aanslag op de levenskwaliteit. Letterlijk voor hetzelfde (en op lange termijn bekeken zelfs voor een pak minder) geld zou men kunnen voorkomen dat mensen überhaupt in die situatie belandden.
Wie met zijn gewicht worstelt en zelf sneller de oorzaken wil aanpakken, kan vandaag zelf de kosten voor diëtist en psycholoog ophoesten. De boodschap lijkt wel: laat je probleem eerst ontsporen tot je morbide obesitas hebt en dàn zullen we wel een operatie terugbetalen. Voorwaarde is zogezegd dat een jaar diëten gefaald heeft, maar dat moet de patiënt zelf bekostigen, bovendien wordt dat in de praktijk nauwelijks gecontroleerd. Daarbovenop stelt Minister De Block openlijk de meerwaarde van diëtisten en psychologen in vraag, terwijl studies juist aantonen dat hoe vroeger obesitas wordt aangepakt, hoe hoger de slaagkans is.
Bovendien is de terugbetaling van vermageringsoperaties, zoals de zo populaire gastric bypass, enkel gebaseerd op studies op korte termijn. Nieuwe studies op lange termijn wijzen uit dat 25% van de patiënten, na een initieel gewichtsverlies, uiteindelijk toch weer kilo's aankomen. Ook zien we na vermageringsingrepen bij 10 tot 20% problemen, zoals tekorten van bijvoorbeeld vitamines en medicatie die niet of anders opgenomen wordt door het lichaam. Daarnaast is er ook een hoger risico op psychologische problemen, zoals depressie, middelmisbruik, lichaamsontevredenheid en een verstoord eetgedrag.
Dat volgt de minister echter allemaal niet op. Een operatie en klaar. Dan heeft het federale niveau zijn plicht gedaan. Voor de voorbije vijf jaar gaat het al om 240 miljoen euro, voor slechts een 50.000 patiënten. Terwijl de helft van de bevolking te dik is.
Vermageringsingrepen worden te vaak aanzien als een wondermiddel op zich, terwijl ze enkel zinvol zijn binnen een ruimer traject met de aanpak van voeding, psychosociale begeleiding en beweging. Naast het opnemen van diëtisten en psychologen in een totaaltraject is het daarom raadzaam om ook de huisarts expliciet een plaats te geven in het opvolgen van de patiënt, en die gegevens ook centraal bij te houden en op te volgen, om te zien wie op welke manier geholpen wordt en of het uitgezette beleid de gewenste vruchten afwerpt.
Het antwoord van de federale minister op onze voorstellen om meer in te zetten op preventie door tussen te komen in de kosten van diëtist en psycholoog? Een njet. 'Dan dreigt het budget te ontsporen', luidt het. Dat is van de pot gerukt. Voor de 55 miljoen euro die nu elk jaar aan vermageringsingrepen wordt besteed, kunnen een 4 miljoen consultaties bij de diëtist bekostigd worden. Dat zijn er 335 per jaar per patiënt die nu een vermageringsingreep ondergaat.